Pun(c)tueel
Je moet er jarenlang voor zwoegen. Na vier, vijf, meestal zes jaren van stevig academisch blokken heb je ‘m dan eindelijk: Die titel voor je naam.
Merkwaardig genoeg echter bestaat over de schrijfwijze van titulatuur weinig eenduidige overeenstemming. Hoe kort je de meester-, doctorandus- en ingenieurstitels correct af? Schrijf je “Mr.”, “mr.”, “Mr” of “mr”? Moet die titel nu met hoofdletter of zonder? En die punt dan? Menig eindredactie krijgt er een punthoofd van.
Velen heb ik al horen redeneren dat een academische titel een afkorting is en dus met punt dient te worden geschreven. Anderen hanteren een taalkundige regel, (waarvan de afkomst overigens niet traceerbaar is) die zegt dat achter een afkorting geen punt mag als het woord dat afgekort wordt in het dagelijks leven nooit voluit wordt geschreven en de laatste letter van die afkorting tevens de laatste letter van het afgekorte woord is.
Regelmatig woedt over deze problematiek binnen de juridische wereld een verhitte discussie. De naweeen van deze wetenschappelijke discussie zijn nog steeds dagelijks waarneembaar. Op menig advocatenkantoor zijn advocaten stevig met elkaar in debat gegaan over de vraag of achter hun titel nu wel of geen puntje hoort te staan. De belangen die op het spel staan zijn namelijk niet gering. Als de meester-titel zonder punt geschreven moet worden zou dat betekenen dat alle briefpapier herdrukt moet worden en de naambordjes bij de voordeuren node aan vervanging toe zijn.
Affin, zes jaren lang hebben al die academici met hun neuzen in de boeken gezeten en nog weten ze niet hoe ze hun eigen titel (bestaande uit welgeteld maximaal drie letters) op de juiste wijze moeten schrijven!
Meerdere culturele stromingen hebben zich inmiddels over deze verwarring ontfermd. Je bent bijvoorbeeld trendy als je die titel zonder punt schrijft en conservatief als je ‘m met punt en met hoofdletter spelt.
Wat moet een rechtgeaarde jurist met dit probleem omgaan? Juist, hij slaat er de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs op na. Art. 231 van deze Wet behandelt het gebruik van academische titels. Over het afkorten van titels zegt art. 231, zevende lid: “De in de voorgaande leden bedoelde titels (…) worden afgekort tot (…) mr., ir. en drs. voor de naam geplaatst”. Volgens de Neerlandici citeert de wet dus fout! Wat moet een rechtschapen jurist met dit regelconflict in vredesnaam aan? Welke regel prevaleert? De taalkundige of de juridische?
Als het aan onze Minister ligt, is het probleem binnenkort de wereld uit. Het plan is om academische titels gewoonweg af te schaffen. Scheelt weer een discussie, zal hij denken.