Van non-actiefstelling naar ontslagvergoeding
Mijn cliënte werkte in Eindhoven als rayonmanager voor een landelijk bekend uitzendbureau. Nadat zij ziek is geworden, ontheft haar werkgever haar uit haar functie. Haar werkgever stelt dat zij zich na reorganisatie niet meer zou kunnen vinden in de gewijzigde organisatie. Ook zou zij volgens haar werkgever een conflict hebben met haar leidinggevende.
Na enkele maanden schakelt deze medewerkster mij in als haar advocaat. Namens haar protesteer ik tegen de functie-ontheffing. Namens mijn cliënte betwist ik de feitelijke juistheid van de gronden waarop die ontheffing heeft plaatsgevonden. Omdat de werkgever ondanks mijn sommatie weigert mijn cliënte weer tot haar werk toe te laten, vorder ik die toelating voor de Kantonrechter in kort geding. De werkgever op haar beurt vraagt dan aan de Kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verstoorde verhoudingen.
Tijdens de zitting brengen wij naar voren dat mijn cliënte weliswaar kritiek heeft geuit op de gewijzigde organisatie, maar dat het haar werkgever zelf is geweest die om die kritiek heeft gevraagd. Bovendien kan daaruit niet worden afgeleid dat mijn cliënte niet met die nieuwe organisatie zou kunnen leven. Ook heeft haar werkgever zich niet eerder kritisch over het functioneren van mijn cliënte uitgelaten. Het argument van de werkgever dat zij een conflict zou hebben met haar leidinggevende, is volgens ons niet meer relevant, omdat die leidinggevende inmiddels elders een betrekking had aanvaard.
De kantonrechter is het met ons eens dat de door de werkgever naar voren gebrachte incidenten geen functie-ontheffing rechtvaardigen. Evenmin gelooft de Kantonrechter dat de verhoudingen zouden zijn verstoord. De Kantonrechter deelt onze mening dat de werkgever die verstoring mijn cliënt ten onrechte in de mond probeert te leggen, want hij kan er niet omheen dat mijn cliënte betwist dat uit de kritiek die zij heeft geuit kan worden afgeleid dat zij niet met de gewijzigde organisatie zou kunnen leven. Ook vindt hij het merkwaardig dat de werkgever zich niet eerder tegenover mijn cliënte over deze verwijten heeft uitgelaten. De Kantonrechter veroordeelt het gerenommeerde uitzendbureau dan ook om mijn cliënte op straffe van een dwangsom binnen twee dagen tot haar werk toe te laten. Het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, wijst hij af. Deze uitspraak is gepubliceerd in een vaktijdschrift (JAR 2002/110).
Op basis van deze uitkomst trad het uitzendbureau via mij met mijn cliënte in onderhandeling om het dienstverband op minnelijke wijze te beëindigen. Dat heeft geleid tot een bovengemiddelde, forse ontslagvergoeding voor mijn cliënte.