Werkgever zaagt van kort hout planken maar vindt rechter op zijn weg
Cliënt was een 57-jarige man die sinds 2003 in de functie van timmerman in een timmerbedrijf werkzaam was. Op 26 april 2011 heeft cliënt op de tennisbaan een hartstilstand gekregen. Vanaf dat moment heeft cliënt zich ziek gemeld. Op advies van zijn behandelende arts diende hij rust en ruimte te nemen om langzaamaan te kunnen herstellen. Hij heeft getracht om na een tijdje zijn werkzaamheden te hervatten. Dit lukte hem niet aangezien de werkgever geen begrip had voor zijn situatie. Cliënt heeft via een mediation traject getracht om met zijn werkgever een en ander te bespreken en tot een overeenstemming te komen omtrent de hervatting van de werkzaamheden. Hij heeft een aantal keren geprobeerd om zijn werkzaamheden te hervatten, echter het lukte hem niet om zijn werkzaamheden uit te voeren en viel wederom uit wegens ziekte.
De werkgever ondernam geen re-integratie inspanningen in het kader van spoor 1 of spoor 2 van Wet Poortwachter. Cliënt heeft zelf op eigen initiatief contact opgenomen met een re-integratiebureau. Op aandringen van het re-integratiebureau heeft de werkgever zich bereid verklaard om re-integratie spoor 2 in te zetten. Het re-integratiebureau heeft getracht om voor cliënt een geschikte werkplek te zoeken. Vanwege de economische crisis, de leeftijd en de gezondheidssituatie van cliënt was dit niet echt mogelijk. Cliënt kampte ook met psychische klachten.
Uiteindelijk heeft het re-integratiebureau geconcludeerd dat cliënt op dat moment niet re-integreerbaar was. Ondertussen heeft de werkgever een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV en gevraagd of de re-integratieverplichtingen van de werkgever voldoende waren. Ook cliënt heeft een deskundigenoordeel aangevraagd met de vraag of hij in staat was mee te werken aan re-integratie binnen spoor 1 of 2. Een duidelijke conclusie is niet gekomen, waarna cliënt zich tot mij heeft gewend.
Namens cliënt heb ik zijn werkgever erop gewezen dat de handelingen en gedragingen van de werkgever de arbeidsrelatie verstoorde. De werkgever had inmiddels de loondoorbetaling stopgezet en stelde zich op het standpunt dat cliënt niet meewerkte aan zijn re-integratie. De bedrijfsarts had cliënt ondertussen arbeidsgeschikt verklaard. Echter, nadat cliënt op zijn werk verscheen werd hij door zijn werkgever weggestuurd met de mededeling dat hij hier niets te zoeken had.
Aangezien de werkgever weigerachtig bleef om het loon van cliënt door te betalen, heb ik namens cliënt een kort geding gestart en het achterstallige loon gevorderd. De Kantonrechter heeft de vordering van cliënt toegewezen en bepaald dat de werkgever het loon van cliënt moest doorbetalen en hem toegang tot zijn werk diende te verschaffen. Aangezien er voor partijen een onwerkbare situatie was ontstaan, heeft werkgever alsnog meegewerkt aan een minnelijke beëindigingsregeling.