Sla je slag en krijg je zin? Soms blijken slagzinnen in aanmerking te komen voor auteursrechtelijke bescherming. Dat hangt onder meer af van art. 10 Auteurswet dat bepaalt welke 'werken' onder de Auteurswet vallen: "ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst."
De rechter vindt vaak dat slagzinnen auteursrechtelijke bescherming verdienen, een enkele keer vindt hij van niet. Waarom verkreeg de slagzin "een drankje dat nergens op lijkt" wel de gratie van auteursrechtelijke bescherming en de slagzin "het beste voor baby's billetjes" niet?
Je kunt je afvragen of de Auteurswet wel geschreven is om ook korte zinnetjes als slagzinnen bescherming te verlenen. Want vaak zijn daarin oorspronkelijkheid, creativiteit en de persoonlijke stempel van de maker nauwelijk te onderkennen. Of toch wel?
De eerste bekende rechterlijke uitspraak over auteursrechtelijke bescherming van een slagzin stamt uit 1966. Het is afkomstig van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en het heet: "Bevrijdt uw auto - vliegensvlug - van vastgevlogen insecten", naar de gelijknamige slagzin. Zowel eiseres als gedaagde hadden een produkt in de handel gebracht dat in staat was de auto te ontdoen van beestjes. Beiden maakten gebruik van de reklamespreuk en beiden beweerden haar zelfstandig te hebben "ontworpen". De eiseres vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad en kreeg haar zin, zij het dat tot haar verrassing de rechter daartoe ambtshalve de Auteurswet toepaste.
Aan de slagzin kan auteursrechtelijke bescherming worden toegekend "indien aan een dergelijke zin een voldoende mate van, het publiek pakkende, originaliteit kan worden toegeschreven," aldus de rechtbank. Haar nadere motivering dat zo'n zin kan worden beschouwd als een werk van wetenschap in de zin van art. 10 Auteurswet was "omdat in het huidige tijdsgewricht het voeren van een goed gerichte reklameaktie, mede gericht in verband met een daarvoor benodigd psychologisch inzicht, in zulke mate is toegespitst dat van een reklamewetenschap kan worden gesproken."(!) Over de slagzin in kwestie wordt gezegd dat de slagzin "een verfijnd humoristisch, doch wel gemakkelijk te onderkennen woordspeling" bezit, een criterium dat in dit geval kennelijk voldoende was om te spreken van "het publiek pakkende originaliteit". "Zij het niet in hoge mate," voegt de rechtbank er nog fijntjes aan toe.
Het leek de rechtbank onwaarschijnlijk dat ieder van de partijen de slagzin zelfstandig had ontworpen "gezien de volstrekte gelijkluidendheid van beide zinnen" en omdat in beide gevallen de woordspeling werd gemarkeerd door twee streepjes.
Het lijkt er sterk op dat sinds deze uitspraak rechters zich hebben laten leiden door het aangelegde criterium, dat een slagzin moet voldoen aan "een voldoende mate van, het publiek pakkende, originaliteit". Want auteursrechtelijke bescherming ervan wordt sindsdien, op grond van deze formule bij de eerste de beste woordspeling aangenomen.
Zo woedde er in 1985 een rechtsstrijd rond de slagzin "Te vinden bij Inden". "De slagzin is door de gebruikte woordspeling een creatieve vondst en is bovendien voldoende zelfstandig en oorspronkelijk om als werk in de zin van art. 10 Auteurswet onder de bescherming van die wet te vallen," aldus het oordeel van de rechtbank te Amsterdam.
Een ander voorbeeld van een rechtszaak waarin het criterium "een voldoende mate van, het publiek pakkende, originialiteit" werd toegepast, vond plaats in 1987 bij de Kantonrechter in Nijmegen. Het betrof de slagzin "Sla de plank niet mis", waarin de 'a' vervangen was door een surfplank. De eiser - een surfplankleverancier - beschuldigde een woninginrichter, die dezelfde slagzin met hetzelfde plaatje gebruikte, van inbreuk op diens auteursrecht, "althans" dat deze haar reclame slaafs had nagebootst. Gedaagde vond dat onzin en betwiste de vordering met de stelling dat de slagzin in kwestie "niet genoegzaam zelfstandig en oorspronkelijk" is. De verdediging sloeg de plank mis, want de kantonrechter oordeelde: "De uitdrukking 'de plank misslaan' wordt (...) in het gangbaar taalgebruik niet (!) in negatieve zin gebruikt én door het vervangen van de letter 'a' in het woord 'plank' door een surfplank kreeg de slagzin een eigen beeldend karakter." De kantonrechter eindigde met de bewuste formule als conclusie: "Aan de slagzin kan een voldoende mate van, het publiek pakkende, originaliteit worden toegekend." Dat het bij deze slagzin ging om een woordspeling was ook dit keer essentieel. Hoewel de rechter niet door had welke dubbelzinnigheden er achter schuilgingen, wat blijkt uit diens motivering.
De kantonrechter in Tilburg moest in 1988 oordelen over de auteursrechtelijke bescherming van de slagzin "Eindelijk een drankje dat nergens op lijkt", van Grodino. De kantonrechter: "Wij zijn van oordeel dat de litigieuze slagzin door zijn grappigdubbelzinnige bondigheid voldoende originaliteit bezit om te kunnen worden gerangschikt onder de voortbrengselen waarop art. 10 Auteurswet oog heeft." Ook in deze zaak was het de woordspeling die de doorslag gaf.
Originaliteit
Dat niet van elke slagzin zomaar wordt aangenomen dat die origineel is blijkt uit een belangrijk en zeer duidelijk oordeel uit 1979, van de president van de rechtbank te Amsterdam. Het betreft de reklamespreuk "Junior Sparen" van de Postbank. Het vonnis: "'Junior' is een algemeen en veelzijdig in de Nederlandse taal voorkomend woord, dat kan worden beschouwd als synoniem voor en steeds wordt gebruikt als aanduiding van 'jeugd' of 'jongere'. Deze uitdrukking komt als deel van een merk, aanduiding of handelsnaam, in verband met voor jongeren bedoelde waren zeer veel voor. Wanneer men ook dit woord met een even algemeen woord als 'sparen' of 'spaarrekening' verbindt, in verband met een nieuwe spaarvorm, dan geeft men hiermee niet zozeer een specifieke naam aan een spaarvorm, doch geeft men slechts aan dat deze bedoeld is voor jongeren." De president eindigt met de conclusie dat de zin in kwestie "enige" originaliteit en creativiteit mist en dat de zin daarom niet kan worden beschouwd als een werk van letterkunde, wetenschap of kunst.
De mate van originaliteit is blijkens deze uitspraak niet alleen niet "voldoende", zelf van "enige mate van originaliteit" blijkt geen sprake te zijn! Wellicht duidt dit geven er op dat "voldoende" originaliteit meer is dan "enige".
Ook bij de slagzin "The Businessman's First Choice", waarover in 1990 een rechtszaak was aangespannen, werd niet de vereiste originaliteit aangenomen. Eerst nam de president van de Rechtbank te Haarlem een kort aanloopje: "Een slagzin kan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen mits zij op zichzelf origineel is." Van originaliteit was bij deze zin geen sprake, aldus de president, want: "ze is zeer algemeen, kent geen originele woordspeling of zinswending en de inhoud ligt (te) zeer voor de hand". Geen auteursrechtelijke bescherming dus.
Wel werd onrechtmatige daad aangenomen. Gedaagde had volgens de president gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid welke zij jegens eiseres als potentiële concurrent in acht had te nemen. Zij had namelijk de slagzin voor hetzelfde doel gebruikt, de verkoop van reklame-kalenders.
Woordkeus
Een uitgebreid arrest over auteursrechtelijke bescherming van een slagzin waarin geen sprake was van een woordspeling, maar van een andere doorslaggevende "vondst", werd gewezen in 1981 door het Gerechtshof te Leeuwarden. Taartfabikant Oetker claimde als eerste de reklamespreuk "Bakken in de koelkast" te hebben gebruikt om de pas uitgevonden kwarktaarten aan te prijzen. Concurrent Koopmans die de slagzin ook gebruikte, werd er ondermeer van beschuldigd het auteursrecht te hebben geschonden.
Volgens het Hof komen slagzinnen niet onmiddelijk in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming, maar alleen "indien sprake is van overneming van de inhoud van die zin door rechtstreekse ontlening aan de gebruikte woordkeus". Rechtstreekse ontlening aan de gebruikte woordkeus wordt echter al snel aangenomen, namelijk ook als onbewuste navolging zich kan voordoen "en de wederkerige doordringing van ideeën binnen de kring van schrijvers aan de orde van de dag is", aldus het Hof.
Vervolgens moest volgens het Hof uitgemaakt worden of de slagzin van Oetker "soms een persoonlijk eigen karakter, als vrucht van scheppende arbeid van de maker" heeft. Het Hof vervolgde: "Als enige basis hiertoe heeft Oetker naar voren gebracht dat dit karakter tot uitdrukking komt door de tegenstelling tussen de woorden "bakken" (hitte) en "koelkast" (koude) en de daaraan gepaard gaande suggestie dat iets buitengewoons gebeurt." Het Hof vond deze gedachte origineel genoeg en verleende de zin auteursrechtelijke bescherming.
Voorlopige conclusie
Wanneer maakt een slagzin nu kans op auteursrechtelijke bescherming? Het belangrijkste criterium lijkt te zijn dat een slagzin om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, een "voldoende" (Vliegensvlug) mate van originaliteit en creativiteit moet bezitten. Om van "voldoende" originaliteit en creativiteit te kunnen spreken moet er meer aan de hand zijn dan "enige" vorm van originaliteit en creativiteit (Junior Sparen).
In het algemeen moet de slagzin "publiek pakkend" zijn (Vliegensvlug). Daarvan is vooral sprake bij een woordspeling (Sla de plank niet mis), een grappigdubbelzinnige bondigheid (Eindelijk een drankje dat nergens op lijkt), maar ook andere vondsten kunnen in de prijzen vallen (Bakken in de koelkast).
Van "enige" originaliteit is geen sprake als de gebruikte woorden algemeen en veelvuldig in de Nederlandse taal voorkomen en ze louter informatief zijn bedoeld (Junior Sparen). De inhoud mag daarbij niet te zeer voor de hand liggen (Businessman's First Choice). Originaliteit wordt eerder aangenomen als er meer is dan een zin, maar er ook bijvoorbeeld een logootje (Sla de plank niet mis) of markering van een creatief gebruikt woord (Vliegensvlug) aanwezig is.
Ook al zijn slagzinnen in voldoende mate origineel, dan nog worden ze niet zo maar beschermd. Een gewraakte nabootsing overtreedt pas het auteursrecht als deze de inhoud van de zin heeft overgenomen door rechtstreekse ontlening aan de gebruikte woordkeus. Van dit vereiste is echter al snel sprake, namelijk als onbewuste navolging zich kán hebben voorgedaan "en de wederkerige doordringing van ideeën binnen de kring van schrijvers aan de orde van de dag is" (Bakken in de koelkast).
Babyluiers
Tot zover staat het allemaal op een rijtje. Bovengenoemde rechterlijke uitspraken lijken met elkaar op één lijn te liggen. Drie uitspraken zijn met het bovenstaande echter in tegenspraak.
Het eerste gaat over de slagzin "BMW maakt autorijden geweldig", die door een garagehouder werd gebruikt die niet bij de dealerorganisatie van BMW was aangesloten. Importeur en producent spannen tegen hem een proces aan en winnen. In 1983 wijst de president van de rechtbank in Haarlem vonnis dat niet meer stelt dan dat "BMW Nederland zich als maakster van de onderhavige slagzin het recht heeft zich te verzetten tegen openbaarmaking omdat die slagzin een werk is van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in art. 10 Auteurswet". Ze vervolgt met te stellen dat "de slagzin bezit het minimum van oorspronkelijkheid dat is vereist om deze slagzin te begrijpen onder voortbrengselen op het gebied van (...)".
Omdat de rechter niet nader motiveert waarom hij vindt dat de slagzin voldoende origineel is kan deze uitspraak naar mijn mening de prullebak in. Deze reklamespreuk had nooit beschermd mogen worden.
Een uitspraak dat naar mijn mening eveneens flink de grens van wat auteursrechtelijke bescherming verdient heeft overschreden is de rechtszaak over de slagzin "Meer dan schilders alleen" uit 1987. In eerste aanleg verwerpt de Rechtbank het verweer dat de slagzin de nodige originaliteit mist. "Door deze woorden kunnen verschillende gedachten worden opgewekt," aldus de Rechtbank. De gedachte getuigt volgens haar van "esprit". en komt op zichzelf voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Gedaagde verliest en gaat in hoger beroep bij het Gerechtshof in Amsterdam. Ze stelt dat reeds anderen de slagzin al eerder hebben gebruikt. Het Hof vindt dat dat niet blijkt uit de nodige stukken. Ook uit de verklaring van het reklamebureau blijkt onvoldoende van de omvang en de frequentie waarin de leus al eerder is gebruikt. De rechtbank krijgt van het Hof gelijk.
Betreft het hier louter procesrechtelijke fratsen of is hier meer aan de hand? Dit vonnis lijkt toch duidelijk in tegenspraak met het vonnis uit 1979 over "Junior Sparen". "Meer dan ... alleen" is toch een veel gehoorde uitdrukking? Of maakt de toevoeging "schilders" de zin hier tot een originele? En ook de dubbelzinnigheid die uit de slagzin spreekt is er toch één waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt?
Een laatste voorbeeld dat verwarring zaait gaat over de slagzin "Het beste voor Baby's Billetjes" van Billies Baby luiers. De alliteratie met de drie b's geeft deze slagzin toch enige literaire stijl. Een andere luierfabikant maakte van dezelfde zin gebruik. Dat deed Billies tot een proces besluiten. Vooral de alliteratie met de b's vond babyluiersfabrikant Billies een sterke vondst. De President van de Rechtbank te Rotterdam kon de creativiteit er niet van inzien: "Wij kunnen in de slagzin van eiseres niet zozeer een werk van letterkunde, wetenschap of kunst onderkennen. Daarvoor mist deze zin toch de nodige originaliteit. Wij zien in die zin niet meer dan een eenvoudige aanprijzing van produkten aan het kopend publiek." De rechter wil dat nog wel nader uitleggen: "Dat deze produkten produkten goed cq. beter zijn voor baby's billetjes, nu toch één van de meest wezenlijke functie van de waren is gelegen in de bescherming van genoemde lichaamsdelen van baby's." Maar dan waren de waren toch op een andere manier aangeprezen, zo dat de allitereatie ontbrak? Er is hier toch geen sprake van louter informatieoverdracht? Je kunt toch zien dat in deze slagzin enige creativiteit is verwerkt?
Loesje
Onlangs (24 december 1992) is er een vonnis gewezen door de President van de Rechtbank te Arnhem dat de lijn van de eerder genoemde jurisprudentie voortzet en verduidelijkt. Het gaat om de slagzin "Felix, oeh, dat smaakt". Loesje had deze tekst van een fabrikant van hondebrokken exact overgenomen, om de PvdA voor gek te zetten. De fabrikant stelde dat de slagzin voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kon komen omdat zij hem al twaalf jaar intensief gebruikt had op radio en televisie en omdat nog niemand hem had overgenomen. Loesje verweerde zich door te stellen dat de slagzin op zichzelf, los van de context en de muziek, niet origineel genoeg is. Ze kreeg gelijk. De President: "de keuze van de naam 'Felix' lag bepaald voor de hand. Om de smaak van het produkt aan te geven gebruikt met vervolgens de alledaagse uitdrukking 'oeh, dat smaakt', een gezegde dat toch menigeen regelmatig aan tafel bezigt. De combinatie van beide elementen is dus niet verrassend en origineel," aldus het vonnis.
Artikel 10
Nu kan de rechter sommige slagzinnen wel auteursrechtelijke bescherming verlenen, de vraag is of de Auteurswet ook voor een dergelijke vergaande bescherming is geschreven. Handelt de rechter met andere woorden niet in strijd met art. 10 Auteurswet?
Eerst moet de vraag beantwoord worden wanneer een werk een voortbrengsel is op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, dat art. 10 Auteurswet eist. In het arrest Van Dale/Romme oordeelde de Hoge Raad dat daarvoor vereist is dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijke stempel van de maker draagt.
Hoe men dit criterium ook interpreteert, het lijkt te "zwaar" om de bescherming te rechtvaardigen van volslagen banale slagzinnen die door de lagere rechters auteursrecht waardig worden geacht. Bestaat hier een verklaring voor? Van grote betekenis is de constatering van Hugenholtz: "Het begrip 'oorspronkelijkheid' heeft geen intrinsieke betekenis. Oorspronkelijkheid is in essentie wat men er van maakt; de interpretaties van het begrip berust vooral op rechtspolitieke keuzes." Hugenholtz bedoelt hiermee, dat als men eenmaal een bepaald type werk de moeite waard vind om te beschermen, de oorspronkelijkheidsdrempel soms niets meer voorstelt.
Wellicht helpt het ons om voor slagzinnen een parallel te trekken met bouwwerken. Want rechters lijken vaak geneigd om bouwwerken hoe dan ook te beschermen. Zonder zich te bekommeren om de vraag of ze ook echt wel origineel zijn. De rechter beloont als het ware de arbeid en energie die de architect in zijn werk heeft gestoken met auteursrecht.
Spoor stelt dat oorspronkelijkheid bij slagzinnen de laatste tijd vrij gemakkelijk wordt aangenomen. Gerbrandy volgt hem daarin. "De rechtspraak kan het zich niet veroorloven om op losse gronden uitsluitende rechten te verlenen," zegt hij. Zouden we de genoemde uitspraken beschouwen als geldend recht, dan zouden we volgens hem in botsing komen met art. 121 Grondwet, dat van rechterlijke uitspraken motivering eist.
Ik vraag me af of deze auteurs door dit te stellen niet veel te ver gaan, of ze niet vooringenomen zijn, of ze zelfs wel de rechtspraak omtrent slagzinnen goed hebben bestudeerd. Op drie uitzonderingen na motiveert de rechter naar mijn mening de uitspraken behoorlijk. Uit de rechtspraak valt in ieder geval redelijk goed af te leiden in welk geval een rechter het nodig acht een slagzin onder de Auteurswet te laten vallen.
Economisch belang
De uitspraken moet bezien worden in het tijdsbeeld waaruit ze voortkomen. De uitspraak van "Verwijdert uw auto - vliegensvlug van vastgevlogen insecten" bijvoorbeeld komt uit een tijd dat reklamespreuken met dubbelzinnige vondsten net in opkomst waren. Ook mag niet vergeten worden dat reklamespreuken een zeer belangrijk markeringinstrument zijn, waarmee een imago wordt opgebouwd. Ik kan me voorstellen dat reklamemakers zeer zorgvuldig een slagzin uitzoeken waarvan ze kunnen beredeneren dat deze het beste past bij het produkt. Het economisch belang is groot.
Tenslotte moet opgemerkt worden, dat de constatering dat een slagzin een werk van wetenschap is in de zin van art. 10 Auteurswet (omdat in het huidige tijdsgewricht het voeren van een goed gerichte reklameaktie, mede gericht in verband met een daarvoor benodigd psychologisch inzicht, in zulke mate is toegespitst dat van een reklamewetenschap kan worden gesproken), nog niet zo gek is als die lijkt. Er zijn al vele studies die zich met dit fenomeen bezig houden. Als een zin er eenvoudig uitziet zegt dat nog niets over de intensiteit van werken waarmee het bedacht is. Om een oordeel te vellen zou eerst eens nauwkeurig bekeken moeten worden hoe een slagzin tot stand komt.