Laatste eer
Een begrafenisondernemer benaderde mij omdat ze één van haar medewerkers wegens overtolligheid moest ontslaan. De overtolligheid ontstond nadat door de overheid nieuwe bezuinigingswetgeving tot stand was gekomen waardoor ziekenhuizen en verpleeghuizen voortaan zelf voor het afleggen van de lijken moesten zorgdragen. Voor ontslag kwam alleen in aanmerking een oudere man die ook als één de langste in dienst was. De anciënniteitsregels van de CWI verzetten zich daarom tegen diens ontslag. Hij was echter alleen chauffeur van de lijkauto en drager en wilde zich niet bezighouden met afleggen. Met de man hebben we 2 intensieve gesprekken gevoerd. Daarbij nam ik in overleg met de begrafenisondernemer als mijn opdrachtgever een bemiddelende rol op mij. De begrafenisondernemer wilde tot op zekere hoogte in harmonie afscheid nemen vanwege zijn goede naam in de lokale gemeenschap. Uiteindelijk hebben we de medewerker een afvloeiingsregeling kunnen aanbieden waarmee hij genoegen wilde nemen en is de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter pro forma ontbonden.