Afnemer alsnog tot betaling gedwongen
Een van mijn cliënten is een farmaceutisch bedrijf dat ondermeer knoflooksupplementen fabriceert. Nadat mijn cliënte aan een van haar afnemers een levering had gedaan, stelde de Voedsel- en Waren Autoriteit aan de hand van nieuwe meettechnieken vast dat deze levering een te hoge verontreinigingswaarde bevatte. Overigens werd op dat moment binnen de Europese Unie de discussie gevoerd of de vastgestelde grenswaarde niet hoger moest zijn. Hoe dan ook verlangde de afnemer een nieuwe levering, waaraan mijn cliënte gehoor gaf.
Vervolgens weigerde de afnemer beide afleveringen aan mijn cliënte te betalen. Zij stelde dat aan de eerste levering ernstige gebreken zouden kleven. De tweede levering weigerde de afnemer aan mijn cliënte te betalen omdat de afnemer van mening was hoge kosten te hebben moeten maken voor de recall van de capsules. Zij meende die kosten te mogen verrekenen met de waarde van de tweede levering. Hiermee was mijn cliënte het oneens.
Derhalve resteerde mijn cliënte geen andere mogelijkheid dan de afnemer te dagvaarden. Wij wezen in die procedure erop dat de afnemer op geen enkele manier bewijs had geleverd van het feit dat hij kosten zou hebben gemaakt. Verder betwistten wij aansprakelijk te zijn voor de gebreken aan het product aangezien de normen pas na levering waren aangescherpt. De Rechtbank oordeelde uiteindelijk dat de afnemer aan mijn cliënte de overeengekomen koopprijs van de eerste levering alsnog dient te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en de door mijn cliënte gemaakte proceskosten. De Rechtbank weigerde om mijn cliënte op voorhand te veroordelen tot betaling van de door de afnemer gestelde schade omdat de afnemer van die schade onvoldoende bewijs had geleverd.